Joegoslavische soldaten naar Hoge Raad

Den Haag, 15 maart 2002 - In de zaak van de dienstplichtige Joegoslavische soldaten tegen de Nederlandse Staat is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege van het land. De militairen vinden dat de Nederlandse regering hen niet letterlijk naar het leven had mogen staan.

De landsadvocaat heeft inmiddels in een verweerschrift gesteld dat de Nederlandse regering het nooit op de levens van de soldaten heeft gemunt. Volgens de advocaat van de Joegoslaven, mr. N. Steijnen, getuigt deze opstelling van veel hypocrisie. De zogenoemde zaak Danikovic is een uitvloeisel van een van de vier korte gedingen die Steijnen in 1999 namens burgers en militairen uit Joegoslaviƫ heeft aangespannen wegens de agressie van de Navo. De soldaten eisten dat Nederland meteen zou stoppen met het onrechtmatige wapengeweld en zich zou distantiƫren van de Navo-acties. "Allereerst omdat de oorlog zelf in strijd met de geldende wetten is begonnen", zegt Steijnen. "De Veiligheidsraad heeft immers nooit toestemming gegeven."

In een hoger beroep van een ander kort geding bepaalde het gerechtshof in Amsterdam weliswaar dat ministers niet aansprakelijk waren voor de gevolgen van de oorlog, maar dat zij zich ten onrechte hadden beroepen op resolutie 1199 van de Veiligheidsraad. In deze zaak claimden burgers een vergoeding voor de schade die zij door de agressie hebben geleden.

In de zaak van de soldaten stelde de president van de Haagse rechtbank dat een besluit van de Navo-raad evenveel rechtskracht heeft als dat van de Veiligheidsraad. "Een kat in het nauw maakt rare sprongen", concludeerde Steijnen. In hoger beroep eiste Steijnen namens de soldaten een verbod op herhaling van de agressie en een symbolische schadevergoeding van duizend gulden per persoon. Het gerechtshof ging niet op de eisen in omdat er geen dreiging meer zou bestaan en het recht in deze omstandigheid niet zou voorzien in schadevergoedingen. De Hoge Raad beraadt zich nu over het verzoek dit vonnis te vernietigen.