Verhoor Kok en Van Aartsen biedt munitie voor verdere rechtsgang

Persbericht, 28 januari 2004

Het getuigenverhoor van Kok en Van Aartsen op maandag 26 januari was een mijlpaal voor de rechtspraak inzake westerse oorlogsmisdrijven. Een belangrijke eerste stap ook op weg naar waarheidsvinding en genoegdoening voor Joegoslavische burgers die in 1999 getroffen werden door oorlogsgeweld van de NAVO.

Onder grote belangstelling van de internationale media zijn de toenmalige premier en minister van Buitenlandse Zaken aan de tand gevoeld door de Haagse rechter-commissaris en de raadsman van slachtoffers en nabestaanden in Belgrado en Nis. Zij overwegen de Nederlandse Staat alsmede politici en militairen individueel aansprakelijk te stellen.

Het getuigenverhoor heeft een bodemprocedure daartoe naderbij gebracht.

Na een analyse van de getuigenverhoren zijn de volgende conclusies door de juristen voor de vrede getrokken.

Voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Van Aartsen

Inzake het verhoor van Van Aartsen:

  1. Vastgesteld is dat de Staat betrokken was bij de opstelling van doellijsten, bij de vaststelling daarvan en bij de definiëring van de verschillende fasen van de geweldstoepassing tegenover Joegoslavië.
  2. Vastgesteld is dat de Staat geen enkel voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het gebruik van clusterbommen, noch wat betreft de doelen waartegen die geweldsmiddelen werden ingezet, noch wat betreft de afstand van die doelen tot de bevolkingscentra.
  3. Vastgesteld is dat is getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en het ontzien van de burgerbevolking. Van Aartsen repte evenwel niet over de criteria die in art. 52, tweede lid, van Aanvullend Protocol I bij de Conventies van Genève liggen besloten ten aanzien van - in beginsel - burgerlijke objecten die mogelijkerwijs ook als militair doelwit kunnen worden aangewezen, te weten:
    1. het doel moet in gebruik zijn bij de vijandelijke strijdkrachten;
    2. de uitschakeling van dat doel moet een duidelijk militair voordeel opleveren voor de aanvallende partij, gelet op de omstandigheden ten tijde van de aanval.
  4. Er zijn wat betreft de aanval op de RTS geen expliciete waarschuwingen geweest dat dit doel zou worden aangevallen. Er zijn slechts algemeen gestelde waarschuwingen door de woordvoerder van de NAVO geweest tijdens persconferenties. De burgerbevolking is niet rechtstreeks gewaarschuwd door middel van pamfletten of anderszins.
  5. Wat betreft de aanval op de RTS baseerde Van Aartsen zich op twee overwegingen: het was een propaganda-instrument en een dual use-object. Dit laatste terwijl het rapport van Amnesty International en dat van Human Rights Watch aangeven dat er geen sprake was van dual use.
  6. Na het bombardement op Nis heeft Nederland een moratorium ingesteld wat betreft het gebruik van clusterbommen. Dit vanwege de risico's van disfunctioneren van dat geweldsmiddel. Dit moratorium werd niet gehanteerd door andere NAVO-bondgenoten.
  7. Duidelijk is geworden dat Van Aartsen geen criteria kon aangeven op basis waarvan de proportionaliteit van een bepaalde aanval kon worden vastgesteld.

Voormalig Premier Wim Kok

Het voorlopig getuigenverhoor van Kok leverde het volgende op:

  1. Vastgesteld is dat de primaire verantwoordelijkheid voor de oorlog tegen Joegoslavië door de ministerraad was gelegd bij het drietal Kok, Van Aartsen en De Grave.
  2. Vastgesteld is dat ook de veiligheid van de eigen militairen één van de leidende beginselen was.
  3. Vastgesteld is dat Kok nooit voorafgaand en in detail heeft getoetst of de categorieën doelen als militaire doelen konden worden aangemerkt.
  4. Vastgesteld is dat Kok nooit voorafgaand en in detail heeft getoetst of een bepaald object als militair doel kon worden aangemerkt.
  5. Vastgesteld is dat Kok ook niet achteraf heeft doen toetsen of de aanval tegen een bepaald doel, zoals die op de RTS, voldeed aan de te hanteren criteria inzake militairen doelen. Hieraan kan de conclusie worden verbonden dat hij als minister-president het militaire apparaat niet afdoende heeft gecontroleerd.
  6. De rechtvaardiging van Kok voor de aanval op de RTS was dezelfde als die van Van Aartsen.
  7. Duidelijk is geworden dat de toetsing van de rechtmatigheid van een militaire aanval verdergaand was indien die aanval door Nederlandse eenheden moest worden uitgevoerd. In concreto werd dit overgelaten aan de Chef Defensiestaf. (Dit laatste zou overigens kunnen inhouden dat ook die Chef Defensiestaf moet worden gehoord. Dit kan nader worden bezien na het verhoor van de toenmalige minister van Defensie, De Grave.)