Nazi-Justitie?

Te gek voor woorden

Het Irakese volk heeft geleden onder zijn dictator Saddam Hoessein. Dat lijden werd na 1991 verzwaard door de genocidale politiek van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk tegenover de hulpeloze slachtoffers van die dictatuur. Die landen zetten in de VN-sanctiecommissie de toon inzake het meedogenloze sanctiebeleid, dat de zwaksten in de Irakese samenleving het hardst heeft getroffen; tenminste 500.000 kinderen zijn daardoor vroegtijdig gestorven. Dat sanctiebeleid toonde op overweldigende manier aan dat westerse democratieën geen voorbeelden zijn van in politieke en morele zin hoogontwikkelde samenlevingen. Het liet zien dat de Amerikaanse en Britse samenlevingen de humaniteit, dat wil zeggen de waarde en waardigheid van ieder mens, slechts met de mond beleden. Die samenlevingen lieten hun regeringen ongestoord hun gang gaan bij de gedeeltelijke vernietiging van het Irakese volk.

Binnen deze context is het begrijpelijk dat veel Irakezen in machteloze woede hebben toegezien. Evenzeer is de oprechte verontwaardiging begrijpelijk van degenen die zich met het gegeselde Irakese volk verbonden voelden. Voor sommigen vormen die tenminste 500.000 dode kinderen even zovele redenen om de verantwoordelijken daarvoor eveneens dodelijk te willen treffen.

Alsof deze genocidale sanctiepolitiek nog niet genoeg ellende had gebracht, spanden Bush en Blair verder samen tegen Irak. Zij stelden plannen op voor een oorlog tegen dat land. Nu had Irak de VS en het VK niet aangevallen of bedreigd. Irak was daartoe niet eens in staat. Bovendien was de Veiligheidsraad geenszins bereid tot militair optreden tegen Irak. Er was dus sprake van Amerikaans-Britse plannen voor een aanvalsoorlog. Een oorlog die reeds lang voordat Amerikaanse en Britse grondtroepen op 20 maart 2003 Irak binnentrokken, feitelijk al begon met luchtbombardementen. Onderwijl werd het ene na het andere verzinsel aangedragen als reden voor de agressie tegen Irak.

Bush en Blair pleegden zodoende het meest ernstige misdrijf naar internationaal recht dat bestaat. Een misdaad waarvan het Tribunaal van Neurenberg heeft gezegd dat daarin al het kwaad van de oorlog ligt besloten. Een kwaad dat zich dan ook in alle hevigheid openbaarde. De eenheden die de aanvalsoorlog uitvoerden, pleegden het ene oorlogsmisdrijf na het andere. Zij schoten gericht op kinderen, ouden van dagen en ambulances, zij bezetten ziekenhuizen en martelden gevangenen. Indien Bush en Blair dan ook zouden terechtstaan voor een tribunaal dat dezelfde normen zou aanleggen als het Tribunaal van Neurenberg, zouden zij als grote oorlogsmisdadigers worden opgehangen.

Omdat het ging om een aanvalsoorlog tegen Irak, kon de dood van Irakese burgers en militairen tengevolge van het optreden van de Amerikaanse en Britse legereenheden, niet worden gerechtvaardigd op grond van rechtmatige oorlogshandelingen. Immers, uitsluitend verdedigend militair geweld of geweld op gezag van de Veiligheidsraad vormt rechtmatig oorlogsgeweld en kan een rechtvaardigingsgrond opleveren voor het doden van mensen. Dit betekent dat iedere door de binnenvallende troepen gedode Irakees, het slachtoffer is van moord of doodslag. Iedere Irakese militair en burger had dan ook het volste recht zich te verdedigen tegen de Amerikaanse en Britse moordenaarsbenden.

Maar nu is er tenminste één officier van justitie in Nederland die de dwaze gedachte heeft opgevat dat men zich niet mag verzetten tegen moordenaarsbenden die jouw land zijn binnengevallen. Een 32-jarige Nederlander van Irakese afkomst wordt vervolgd vanwege vermeende betrokkenheid bij de voorbereiding in oktober 2003 van een aanslag op een Amerikaans konvooi in Fallujah. Het legitieme verzet tegen moordende bezetters, wordt binnen het openbaar ministerie dus gezien als een misdrijf. Een misdrijf dat nota bene in verband wordt gebracht met terrorisme. Dat daarmee impliciet de Nederlandse verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog worden aangemerkt als terroristen, wordt blijkbaar niet onderkend. Het openbaar ministerie is kennelijk van mening dat slachtoffers van een militaire aanval, de praktijken van de agressors gelaten over zich heen moeten laten komen.

Maar het kan nog zotter. Het Amerikaanse moordenaarsregiem wil de verdachte nu zelf berechten en heeft Nederland, vooruitlopend op een uitleveringsverzoek, om diens aanhouding verzocht. Prompt werd inverzekeringstelling ingevolge de Uitleveringswet gevorderd. In plaats van de gedachte dat betrokkene ooit aan de moorddadige agressors zou kunnen worden uitgeleverd, onmiddellijk van tafel te vegen, ging de rechter-commissaris akkoord met die vordering.

Als je een dergelijk bericht verneemt, vraag je je af waartoe wij jaarlijks op 4 mei de slachtoffers van de Duitse agressie herdenken. Brengt die herdenking geen vanzelfsprekende solidariteit met de slachtoffers van agressie en genocidale praktijken met zich? Houdt dat herdenken niet in dat het recht tot verzet tegen agressie en bezetting wordt erkend?

Het is nu aan de minister van justitie om een beslissing te nemen ten aanzien van de vraag of aan het verzoek tot uitlevering gevolg moet worden gegeven. Het wil mij voorkomen dat, indien de minister zou besluiten voorrang te verlenen aan de strafrechtelijke vervolging door het Amerikaanse moordenaarsregiem, Irakese burgers en hun bondgenoten meer dan 500.000 redenen hebben om zich ook tegen Nederland te keren.