SCHRIFTELIJKE TOELICHTING

H O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N

SCHRIFTELIJKE TOELICHTING

in de zaak van: rolnr.:01/0027

15 maart 2002

1. ALEKSANDER DANIKOVIC

2. RADOMIR ZIKOVIC

3. VLADIMIR KOSTIC

4. FILIP GAVRIC

5. MILORAD SESLIJA

6. MIJA SESLIJA

7. MILE MIGAILOVIC

allen ingezetene van de Republiek Servië,

Federale Republiek Joegoslavië, en aldaar

woonachtig

eisers tot cassatie

advocaat: mr. B.D.W. Martens

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN

(Ministeries van Algemene zaken

Buitenlandse Zaken en Defensie)

gevestigd in Den Haag

verweerder in cassatie

advocaat: mr. G.J.H. Houtzagers

Eisers in cassatie doen zeggen bij wijze van schriftelijke toelichting:

I. Correctie verschrijving

1. Allereerst willen eisers in cassatie een verschrijving corrigeren in de cassatieschriftuur die aanleiding zou kunnen geven tot misverstand.

Op blz. 8 voorlaatste alinea:

"Dat zij alleen als gevolg van deze onrechtmatige intentie van de Staat...",

moet zijn:

"Dat zij allen als gevolg van deze onrechtmatige intentie van de Staat...".

II. Toelichting

II.a. algemene opmerkingen ten aanzien van de middelen 1, 2, 3, 7, 8 en 9, in onderlinge samenhang

2. Ten aanzien van de bovengenoemde middelen, in onderlinge samenhang, willen eisers nog het volgende aanvoeren.

3. Hoezeer het feit dat de Staat, als onderdeel van het NAVO-bondgenootschap, het oogmerk had om eisers nadeel toe te brengen, alsmede welke dimensies de realisering van dit oogmerk aannam - namelijk het usurperen van de feitelijke beschikkingsmacht over lijf en goed van met name ook eisers, en het daadwerkelijke uitoefenen van deze heerschappij over lijf en goed van eisers, een en ander niet alleen op zichzelf al ten gronde onrechtmatigerwijs, maar bovendien ook nog veelvoudig extra onrechtmatigerwijs, met name met systematische schending van fundamentele rechtsregels inzake gewapende conflicten, speciaal met structurele schending van het verbod om niet-militaire doelen aan te vallen, benevens structurele schending van het proportionaliteitsbeginsel , omtrent welke laatste onderdelen het Hof zich, ten onrechte, van een oordeel heeft menen te moeten onthouden -, zal hierna nog verder worden toegelicht onder 8 t/m 59.

4. De onder deze punten gemaakte opmerkingen strekken mede ter toelichting op het vierde middel , en zijn daarbij met name in dat kader ook ondergebracht.

5. Daarnaast dient ook hetgeen hier onder IV wordt aangevoerd in de punten 71 t/m 79 mede bezien te worden in het licht van deze middelen 1, 2, 3, 7, 8 en 9.

II.b. algemene opmerkingen ten aanzien van middel 4, in samenhang met andere middelen

6. Eisers in cassatie benadrukken nogmaals dat het feit dat de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens in beginsel alleen van toepassing zou zijn op het territoir van de verdragsluitende staten niet betekent dat een verdragsstaat niet aansprakelijk kan zijn onder de Conventie voor daden van zijn organen die buiten zijn territoir zijn gepleegd.

7. Zo heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld in zaak 1611/62, X v. Bondsrepubliek Duitsland, Yearbook VIII (1965), p. 158 (163) beslist, dat in principe de daden van functionarissen van de Duitse ambassade in Marokko de aansprakelijkheid van de Bondsrepubliek met zich mee konden brengen, en werd Turkije verantwoordelijk gesteld voor de daden van zijn invasie-troepen op Cyprus in de zaken 6780/74 en 6950/75, Cyprus v. Turkije, Yearbook XVIII (1975), p. 82 (118-120) .

8. Nu als gevolg van het volstrekte militaire overwicht dat de NAVO-landen, waaronder Nederland, in de lucht bezaten, zij tot in de verste uithoeken van Joegoslavië ongehinderd naar believen bombardementen konden uitvoeren - alsmede zodanige bombardementen ook daadwerkelijk overal waar het hun uitkwam naar believen uitvoerden -, een en ander zonder dat de Federale Republiek Joegoslavië dat kon verhinderen of zelfs maar bij machte was daaraan beperkingen op te leggen, usurpeerden de NAVO-landen, waaronder Nederland, daarmee in hoge mate rechtsmacht over ingezetenen van de FRY door feitelijk de beschikking te nemen over hun lijf en goed.

9. Althans gingen deze NAVO-landen, waaronder Nederland, door te gaan beschikken over lijf en goed van Joegoslavische burgers en militairen - een en ander door het recht te claimen om tot in de verste uithoeken van het land over te gaan tot intensieve bombardementen -, er daarmee in hoge mate toe over om in ieder geval feitelijke rechtsmacht uit te oefenen over de Joegoslavische burgers en militairen op het territoir van de FRY.

10. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat enerzijds door de Staat niet is betwist dat de NAVO-landen, waaronder Nederland, een dergelijk volstrekt militair overwicht bezaten - en ook daadwerkelijk uitoefenden - en dat zij deze macht daarbij ook gebruikten om inderdaad intensieve bombardementen uit te voeren tot in de verste uithoeken van het land.

Zodat het uitoefenen van deze heerschappij vanuit de lucht over lijf en goed van de Joegoslavische burgers en militairen althans op die grond als tussen partijen vaststaand dient te worden aangenomen.

11. Terwijl echter anderzijds door de Staat wordt gesteld dat de NAVO-landen, waaronder Nederland, bij deze intensieve bombardementen door het gehele land zich beperkt zouden hebben tot uitsluitend - gelegitimeerde - militaire doelen .

12. Waarin alsdan de gevolgtrekking besloten zou kunnen liggen dat daarmee in elk geval van een onrechtmatigerwijs feitelijk uitoefenen van een heerschappij over lijf en goed van althans de Joegoslavische burgers geen sprake zou zijn geweest.

Terwijl alsdan het uitoefenen van zulke feitelijke heerschappij vanuit de lucht over lijf en goed van de Joegoslavische militairen zou moeten worden beschouwd als het in enigerlei oorlogssituatie volkomen acceptabel tot gelding brengen van een militair overwicht, en daarmee aldus natuurlijk geenszins beschouwd zou kunnen worden als het uitoefenen van enigerlei vorm van onrechtmatigerwijs toegeëigende rechtsmacht over lijf en goed van de betrokken militairen .

13. Ook in een dergelijke geval is zulk een gevolgtrekking alsdan echter te enen male ten onrechte.

14. Allereerst geldt in casu als het - terechte - uitgangspunt van het Hof dat de oorlog een agressie-oorlog vormde, die onrechtmatigerwijs heeft plaatsgevonden.

Dit betekent dan dat ook alle feitelijke oorlogshandelingen die de NAVO-landen in het kader van deze oorlog pleegden, alsmede hun gevolgen, ipso facto rechtens voor onrechtmatig moeten worden gehouden.

15. Dat geldt dan ook - en wel onverkort - voor oorlogshandelingen die zich beweerdelijk uitsluitend tot militaire doelen zouden hebben beperkt.

16. Met andere woorden: ook het uitsluitend richten van aanvallen op militaire doelen , waaronder Joegoslavische militairen , vormt alsdan, in de gegeven situatie van volstrekt militair overwicht, een onrechtmatigerwijs uitoefenen van heerschappij over lijf en goed van wat in casu dan als combattanten zouden zijn te beschouwen.

17. De Staat heeft zich daarentegen in eerdere rechtsgedingen echter op het standpunt gesteld dat ook uit een in strijd met het ius ad bellum geinitieerde - d.w.z. in oorsprong onrechtmatige - oorlog - daarmee het oog hebbend op de onderhavige oorlog - op zichzelf rechtmatige oorlogshandelingen zouden kunnen voortspruiten.

Waarbij dan gedoeld wordt op die oorlogshandelingen die op zichzelf niet in strijd zouden zijn met het ius in bello .

18. Maar zelfs indien de NAVO-landen, waaronder Nederland, bij het uitvoeren van de maandenlange intensieve bombardementen die tot in de verste uithoeken van het land plaatsvonden, zonder dat de Joegoslavië in staat was om daaraan ook maar op enigerlei wijze paal en perk te stellen, zich inderdaad beperkt zouden hebben tot uitsluitend militaire doelen , waaronder dus Joegoslavische militairen, in de zin van artikel 52 lid 2 van Protocol I, ook dan is hiermee alsdan sprake van een onrechtmatigerwijs uitoefenen van een arbitraire heerschappij - en daarmee van een geusurpeerde rechtsmacht - over lijf en goed van in casu dan de Joegoslavische combattanten , waaronder eisers.

19. Dat er in vergaande mate sprake was van zulk een feitelijke uitoefening van rechtsmacht over lijf en goed van de betrokken militairen blijkt alleen al uit het feit dat als gevolg van de NAVO-bombardementen ruim 1000 Joegoslavische militairen gedood.

Zoals, onweersproken, namens eisers is gesteld.

Een en ander gebaseerd op Joegoslavische regeringsbronnen.

En onbekend aantal soldaten, naar aangenomen mag worden een veelvoud van het aantal gesneuvelden, is daarbij gewond geraakt.

20. En ook deze Joegoslavische militairen zijn daarbij de hierna nog nader te bespreken verdere gevolgen van deze

machtsuitoefening als gevolg in algemene zin van deze bombardementen deelachtig geworden. Zoals verlies van materiële welvaart, bestaanszekerheid, toekomstperspectief, etc.

Er is hiermee dan ook sprake van het deelachtig zijn van aantasting van sociale grondrechten .

21. Dat een dergelijke vorm van uitoefening van feitelijke rechtsmacht over lijf en goed van de Joegoslavische militairen middels oorlogshandelingen die uitsluitend zouden zijn gericht tegen militaire doelen, in een zodanige situatie van een onrechtmatige agressie-oorlog niet als rechtmatig kan worden aangemerkt, en dus ook alsdan volstrekt niet kan worden geduid als het, naar de regels van het recht met betrekking tot gewapende conflicten, volstrekt legitiem tot gelding brengen van een militair overwicht, kan als volgt worden toegelicht.

22. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken.

Indien Nederland vandaag of morgen, in strijd met het ius ad bellum , België aan zou vallen - je weet het vandaag de dag maar nooit ! -, en zich bij deze aanvallen strikt zou beperken tot militaire doelen in de zin van artikel 52 lid 2 van Aanvullend Protocol I bij de Verdragen van Genève - laten we zeggen tot bepaalde kazernes van het Belgische leger die voor de defensie van België van cruciale betekenis zijn -, en wel een en ander zodanig dat daarbij weliswaar honderden Belgische soldaten worden gedood en gewond, maar zelfs geen enkele collaterale schade wordt aangericht aan de burgerbevolking - iedereen weet immers, na de oorlog tegen de Federale Republiek Joegoslavië hoe trots we kunnen zijn op de onvolprezen trefzekerheid van onze F-16's! -, dan wil de Staat dus beweren dat, aangezien de gevolgen van deze agressie, namelijk het verwoesten van deze kazerne-complexen en het doden en verwonden van honderden Belgische militairen, binnen de begrenzingen van het ius in bellum zouden zijn gebleven, deze oorlogshandelingen en hun gevolgen voor rechtmatig zouden moeten worden versleten.

23. Als het om België gaat, dringt de absurditeit en juridische onhoudbaarheid van een dergelijke stellingname onmiddellijk tot een ieder door.

Als het om Joegoslavië gaat, kost het echter plotseling, mirabile dictu, aanzienlijke moeite om het kwartje te doen vallen !

24. Van het, naar de regels van het recht inzake gewapende conflicten, tot gelding brengen van een op zichzelf als legitiem te beschouwen militair overwicht kan dus alsdan, met betrekking tot het uitoefenen van de feitelijke macht over lijf en goed van Joegoslavische combattanten in de onderhavige situatie van volstrekte militaire overmacht van de NAVO-landen, gelet op het fundamentele onrechtmatige karakter van de oorlog, niet worden gesproken.

25. Hier is dan ook onmiskenbaar sprake van het, arbitrair en onrechtmatigerwijs , uitoefenen van feitelijke rechtsmacht over lijf en goed.

In casu, indien uitgegaan zou worden van de juistheid van de claim van de Staat dat alleen militaire doelen zouden zijn aangevallen, over lijf en goed van de Joegoslavische combattanten , waaronder dus eisers.

26. Maar de claim dat de NAVO-landen het tot gelding brengen van hun feitelijke heerschappij in Joegoslavië vanuit de lucht over lijf en goed van ingezetenen inderdaad beperkt zouden hebben tot militaire doelen en daarbij, behoudens in gevallen van 'collateral damage', het uitoefenen van deze heerschappij niet zouden hebben uitgestrekt over de levens, gezondheid, eigendommen, bestaansvoorwaarden en andere subjectieve rechten van de Joegoslavische burgerbevolking , wordt door de Staat echter wel gedaan, maar wordt niettemin tevergeefs voorgesteld.

27. De NAVO-landen, waaronder Nederland, hebben bij hun maandenlange bombardementen op grote schaal, die vaak dag en nacht doorgingen - naar onweersproken door eisers is aangetoond aan de hand van westerse bronnen -, gedurende circa 35.000 aanvalsvluchten, slechts een fraktie van het mitaire potentieel van de Federale Republiek Joegoslavië weten uit te schakelen, naar westerse schatting ongeveer 14 tanks, 18 pantservoertuigen en 20 stuks artillerie.

Een en ander zoals ook nog eens in de cassatie-schriftuur wordt benadrukt. (blz. 23)

28. Nogmaals: dit gegeven wordt door de Staat op geen enkele wijze weersproken.

De Staat beperkt zich tot het daar tegenover stellen van de enkele bewering dat er uitsluitend aanvallen op militaire doelen zouden zijn uitgevoerd en dat er hoogstens sprake is geweest van 'collateral damage'.

Maar dat kan onmogelijk als een serieuze weerspreking worden opgevat.

29. Een dergelijk verweer kan niet serieus worden genomen.

En wel om meerdere redenen.

30. Allereerst wordt iedere onderbouwing door de Staat hier achterwege gelaten.

Ook het 'Final Report to the Prosecutor by the Committee to Review the NATO Bombing Campaign Against the Federal Republic of Yugoslavia' kan niet als een zodanige onderbouwing hiervan worden opgevat.

Dit aangezien dit rapport uitsluitend focust op een een aantal geselecteerde aanvallen, met forse aantallen burgerslachtoffers als gevolg, die indertijd in de publiciteit stof hebben doen opwaaien, maar voor het overige het systematische vernietigings-karakter van de aanvallen op de civiele infrastruktuur geheel buiten de vraagstelling en het onderzoek houdt.

31. Ten tweede kan dit niet als een serieus verweer worden opgevat, nu de - onweersproken - cijfers wat betreft buiten gevecht gesteld Joegoslavisch gevechtsmaterieel natuurlijk de vraag doen rijzen wat dan wél bij deze 35.000 aanvallen is getroffen, als het niet Joegoslavisch legermaterieel was !

32. Ten derde wordt zo geheel voorbij gegaan aan het feit dat eisers zelf daarop al een uitvoerig antwoord hebben gegeven.

Zij hebben een groot aantal produkties overgelegd, waaruit duidelijk wordt wat er dan wél bij deze 35.000 aanvalsvluchten werd getroffen.

Namelijk scholen, ziekenhuizen, nutsgebouwen, overheidsgebouwen, verkeersknooppunten, stations, bruggen, fabrieken, en talloze andere voor de economie, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en bestuur van belang zijnde objecten.

33. Gedetailleerde overzichten hiervan zijn als produkties in het geding gebracht.

Niet alleen onweersproken door de Staat, maar door deze zelfs geheel on besproken gelaten.

34. Bij de bombardementen, gericht op de vernietiging van de Joegoslavische civiele infrastruktuur, welke hebben plaatsgevonden, werd voor ruim honderd miljard gulden schade aangericht aan deze civiele infrastructuur van het land, naar - zo is onweersproken door eisers gesteld - door onafhankelijke westerse economen wordt geraamd.

35. Ten vierde is door de Staat deze documentatie omtrent de aangerichte verwoestingen van de civiele infrastructuur noch in zijn algemeenheid weersproken, noch de verwoesting/aantasting van enig specifiek daarbij aangeduid object in het bijzonder .

36. In dit verband gaat het natuurlijk bovendien niet aan dat het Hof het enige stuk dat omtrent deze kwestie door de Staat in het geding is gebracht, en waarvan nota bene de relevantie door eisers gemotiveerd is betwist, desondanks, en zonder op deze betwisting in te gaan, in het arrest uitdrukkelijk bewijswaarde toekent, maar aan de grote aantallen produkties zijdens eisers, die in dit verband zijn opgebracht en welke door de Staat geheel onweersproken zijn gelaten, volstrekt voorbij meent te kunnen gaan.

37. Er is dan ook geen enkele reden waarom de civiele rechter, zelfs rekening houdend met het feit dat het hier om kort geding gaat, niet gewoon de juistheid van de door eisers gestelde omvang van de verwoestingen, door de NAVO-bombardementen toegebracht aan de civiele infrastructuur van Joegoslavië, rechtens zou hebben aan te nemen.

38. Ten vijfde komt daar komt dan nog bij dat ook daarom reeds het verweer van de Staat dat uitsluitend militaire doelen zouden zijn aangevallen niet zonder meer in rechte kan worden gevolgd, aangezien de Staat kennelijk gemakshalve maar voorbij gaat aan het feit dat niet elk 'militair doel' dat in het spraakgebruik min of meer deze betiteling krijgt, inderdaad ook kan worden beschouwd als een 'militair doel' in de zin van het recht inzake gewapende conflicten.

39. Ingevolge de nadere definiëring van artikel 52 lid 2 Protocol I kan een 'militair doel' immers alleen al zodanig worden betiteld, indien aan een drietal voorwaarden wordt voldaan, namelijk 1. het aan te vallen object dient een daadwerkelijke bijdrage te leveren tot de krijgsverrichtingen; 2. met de aanval daarop dient een duidelijk militair voordeel te behalen te vallen en 3. dat duidelijke militaire voordeel moet dan bovendien ook nog' onder de omstandigheden van dat moment 'zijn te verwerven.

40. Niet valt in te zien hoe de vernietiging van scholen, ziekenhuizen, bruggen, allerlei soorten fabrieken, nutsinstellingen, openbare gebouwen en veel infrastructurele voorzieningen, etc., zoals gedetailleeerd weergegeven in de door eisers bijgebrachte producties, in het algemeen aan deze cumulatieve criteria zou voldoen, zodat het verweer van de Staat dat de aanvallen zich uitsluitend tot militaire doelen zouden hebben beperkt ook alleen al reeds daarom zonder meer diende te worden gepasseerd.

41. Ten zesde komt daar tenslotte nog bij dat zelfs als alle doelen die door de NAVO-landen, waaronder Nederland, werden aangevallen en verwoest inderdaad als militaire doelen in de zin van artikel 52 lid 2 Protocol I zouden mogen worden betiteld - hetgeen dus uitdrukkelijk niet het geval is -, dan nog daaruit niet, althans niet zonder meer, zou mogen worden afgeleid dat het aanvallen hiervan te allen tijde als rechtmatig en in overeenstemming met het recht inzake gewapende conflicten zou moeten worden beschouwd.

42. Beslissend is daarvoor immers voorts tenslotte ook nog, behoudens de vraag of daarbij niet gebruik is gemaakt van verboden oorlogsmiddelen en verboden methoden van oorlogvoering, de vraag of daarbij rekening is gehouden met het vereiste van de proportionaliteit .

43. Zoals in de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 8 juli 1996 inzake de rechtmatigheid van het dreigen met of het gebruik van kernwapens nog eens uitdrukkelijk wordt onderstreept, moet met dit vereiste van proportionaliteit te allen tijde rekening worden gehouden, zelfs in een situatie van uitoefening van het recht op zelfverdediging .

44. In deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof wordt in dit verband onder 41 overwogen:

"Dat de uitoefening van het recht tot zelfverdediging onderworpen is aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit is een regel van internationaal gewoonterecht. Zoals het Hof heeft verklaard in de zaak betreffende de Militaire en paramilitaire activiteiten in en tegen Nicaragua (Nicaragua tegen de Verenigde Staten van Amerika) (I.C.J. Reports 1986, p. 94, par. 176): "er bestaat een uidrukkelijke regel die zegt dat zelfverdediging alleen maatregelen rechtvaardigt die proportioneel zijn met de gewapende aanval.., een regel die reeds lang gevestigd is in het internationale gewoonterecht."

45. Indien zulk een regel dat bij aanvallen te allen tijde rekening moet worden gehouden met het vereiste van de proportionaliteit zelfs al geldt in het geval van gerechtvaardigde zelfverdediging, hoeveel te meer dan in een dergelijke situatie als de onderhavige, waarin voor de aanvallende staten, waaronder Nederland, van gerechtvaardigde zelfverdediging in elk geval in het geheel geen sprake is geweest !

46. In de rechtsgedingen in de beide feitelijke instanties is de Staat volstrekt niet ingegaan op de door eisers met nadruk aan de orde gestelde schending van het proportionaliteitsbeginsel , waarmee de NAVO-oorlog tegen Joegoslavië gepaard is gegaan.

47. Maar ook de rechtsprekende instanties hebben zich aan een uitspraak hieromtrent onttrokken.

48. Ten onrechte, aangezien de vraag naar de proportionaliteit , evenzeer als de vraag of en in hoeverre de aangevallen doelen daadwerkelijk konden worden beschouwd als 'militaire doelen' in de zin van artikel 52 lid 2 Protocol I, en de vraag of en in hoeverre er eventueel van verboden wapenssystemen, dan wel verboden methoden van oorlogvoering gebruik is gemaakt, onmiskenbaar deel uitmaakte van het in rechte voorliggende probleem.

49. Eisers verwijzen ook hier nog eens uitdrukkelijk naar de talrijke en omvangrijke produkties, die zij zowel in eerste als in tweede instantie in het geding hebben gebracht.

Met name de produkties die betrekking hebben op de slachtoffer-aantallen van de NAVO-oorlog, de gekozen doelen, de aangerichte vernietigingen en de gevolgen hiervan in termen van economische schade voor het land, schade aan het milieu, verlies van werkgelegenheid, aantasting van het voorzieningen-niveau, schade aan het onderwijs, vermindering van welvaart en aantasting van toekomstperspectief voor de bevolking als geheel en voor de individuele leden van de bevolking als zodanig.

50. Nu wat louter op grond van de ervaringswetenschap reeds voor een ieder van algemene bekendheid was - het feit namelijk dat maandenlang intensief is gebombardeerd, het feit dat daarbij aan de Joegoslavische infrastructuur zeer grote schade is toegebracht en het gegeven dat daarbij, zoals in alle kranten heeft gestaan, naar het oordeel van onafhankelijke westerse economen voor meer dan 100 miljard gulden directe schade is toegebracht aan de Joegoslavische civiele infrastructuur - op zichzelf voor een ieder reeds meer dan een uitdrukkelijk vermoeden schept dat deze bombardementen zich duidelijk niet tot 'militaire doelen' in de zin van artikel 52 lid 2 Protocol I hebben beperkt, en duidelijk gepaard zijn gegaan met een overschrijding van het proportionaliteitsbeginsel, had het Hof dan ook, nu ook overigens de hieromtrent door eisers overgelegde produkties door de Staat zijn be sproken noch weer sproken, zonder meer van de juistheid van hetgeen op dit stuk door eisers wordt gesteld dienen uit te gaan.

51. Althans had het Hof bepaald deze produkties, dan wel hetgeen daarin wordt onderbouwd, niet geheel buiten beschouwing mogen laten.

52. Door dit achterwege te laten, maar niettemin, onder 14 van het bestreden arrest, tot het oordeel te geraken dat 'onvoldoende aannemelijk' zou zijn gemaakt dat van 'systematische overtredingen' van de wetten en gebruiken van de oorlog sprake zou zijn geweest, en dan daarentegen dit oordeel wél uitdrukkelijk (mede) te stoelen op een enkele produktie van de Staat die manifest op het stuk van eventuele schending van het proportionaliteitsvereiste en van het verbod om niet-militaire doelen aan te vallen niets vermag bij te brengen, heeft het Hof het recht geschonden.

53. Een en ander is van speciale betekenis.

En wel met name ook hierom.

54. Indien namelijk - zoals zij inderdaad in de feitelijke instanties in het kader van de aan hen voorliggende rechtsvragen hadden dienen te beslissen - de rechters in de beide feitelijke instanties, met eisers, tot het oordeel zouden zijn gekomen dat deze NAVO-oorlog tegen Joegolavië gepaard is gegaan met structurele en massieve schendingen van het verbod om niet-militaire doelen aan te vallen , alsmede gevoerd is met volstrekt disproportioneel oorlogsgeweld, dan betekent dit onvermijdelijk dat daarmee dan tevens impliciet zou zijn vastgesteld dat ook eisers, als gevolg van deze schendingen van het recht inzake gewapende conflicten, het subject zijn geweest van nog grotere en intensievere risico's om van deze onrechtmatige oorlogshandelingen het slachtoffer te worden, dan reeds het geval zou zijn geweest indien deze onrechtmatige oorlog met het achterwege laten van zodanige schendingen zou zijn gevoerd.

55. Een intensievere oorlog, gevoerd met voorbijgaan aan de eisen van proportionaliteit en met keuzes van doelen die niet als ' militaire doelen ' zijn aan te merken, is immers niet alleen - in casu - nog eens extra onrechtmatig , maar brengt daarnaast onmiskenbaar ook nog eens extra risico's met zich mee voor lijf en goed voor alle ingezetenen van het betrokken land.

56. Ook voor de betrokken soldaten, waaronder eisers.

57. En leidt bovendien dan, ook voor deze militairen, waaronder eisers, onvermijdelijk tot grotere schade aan hun sociale grondrechten , zoals deze hierboven reeds nader zijn omschreven.

Met name dan tot een nog verdergaande aantasting van hun individuele bestaanszekerheid en welvaart, aantasting van hun individuele recht op een schoon milieu, aantasting van het voorzieningen-niveau waarop zij kunnen rekenen, verlies van individuele werkgelegenheid, aantasting van de hen toekomende onderwijs-voorzieningen en aantasting van hun individuele toekomstperspectief .

slotconclusie op dit punt in dit verband:

58. De manier waarop het Hof de beoordeling van de zaak heeft ingericht, alsmede het oordeel zelf dat het Hof tenslotte heeft uitgesproken, hebben ten onrechte het Hof afgehouden van een juist beeld van de omvang en de intensiteit waarmee de NAVO-landen, waaronder Nederland, gedurende de oorlogsperiode feitelijke heerschappij - en daarmee rechtsmacht - uitoefenden over lijf en goed van de ingezetenen van Joegoslavië.

59. Een en ander dus bovendien ook met behulp van een veelvoud van volstrekt onrechtmatige geweldsmiddelen.

60. Deze feitelijke machtsuitoefening over lijf en goed van in casu ook eisers, was zodanig - en daarbij tevens in meerdere opzichten van een volstrekt onrechtmatig karakter - dat hier gesproken dient te worden van het in een aantal opzichten uitoefenen van rechtsmacht over eisers door de NAVO-landen, waaronder Nederland, in de zin van de Europese Conventie.

61. In het kader van middel 4 dient ook hetgeen hierna, in IV onder de punten 71 t/m 79, wordt opgemerkt als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

III. Nadere opmerkingen ten aanzien van middel 3, met name met betrekking tot het onderdeel 3.2 t/m 3.6

62. Voorzover eisers hun vordering tot schadevergoeding, behoudens op het feit dat de Staat hen onrechtmatigerwijs naar het leven heeft gestaan - dit zowel door de onrechtmatige agressie als door extra onrechtmatig optreden middels het structureel aanvallen van niet-militaire doelen en het systematisch toepassen van disproportioneel oorlogsgeweld -, ook rechtstreeks mede baseren op schending van het agressie-verbod en op schending van de hierboven beoogde rechtsregels van humanitair oorlogsrecht , is - behoudens op grond van de hiervoor reeds in de cassatieschriftuur aangevoerde argumenten - ook voorts nog met zekerheid uit te maken dat bij inbreuk op het agressieverbod en op de wetten en gebruiken van de oorlog de slachtoffers schadevergoeding kunnen vorderen van de partij(en) die deze inbreuken maken, indien teruggegaan wordt naar het voorbeeld dat eerder in deze toelichting werd gegeven van een Nederlandse aanval, in strijd met het agressie-verbod, op Belgische kazernes, zoals hierboven uiteengezet onder 22 en 23.

63. Het zou toch, in het licht van het moderne aansprakelijks-heids- en schadevergoedingsrecht, een volstrekt onaanvaardbare uitkomst zijn, indien de Belgische soldaten, die in het gegeven voorbeeld het slachtoffer zouden zijn geworden van het alsdan volstrekt onrechtmatige geweld, of hun nabestaanden, hiervoor geen verhaal zouden kunnen halen bij de Nederlandse Staat !

64. In het onderhavige geval, waarin door het Hof immers wordt uitgegaan van de onrechtmatigheid van mede door Nederland gepleegde agressie, zou een dergelijke consequentie evenzeer absurd zijn.

65. Dat er voor de Staat die de wetten en gebruiken van de oorlog schendt aansprakelijkheid bestaat jegens de slachtoffers hiervan, is al meermalen zelfs uitdrukkelijk in internationale verdragen vastgelegd.

Zoals laatstelijk nog in artikel 91 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève het geval is geweest.

IV. Nadere opmerkingen ten aanzien van de middelen 4, 8 en 9

66. Zoals al uiteengezet in de cassatieschriftuur had het Hof niet kunnen volstaan met de - overigens onjuiste, maar dit terzijde - vaststelling dat noch het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, noch het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten zouden voorzien in een mogelijkheid om bescherming te zoeken tegen de door Nederland, in samenspanning met de overige NAVO-landen, gepleegde zeer ernstige schendingen de mensenrechten van eisers, maar had het Hof bepaald ook moeten onderzoeken of er dan niet andere rechtregels zijn die eisers de gevraagde bescherming hadden kunnen bieden.

67. Zo had het Hof bepaald ook moeten onderzoeken of - en zo nodig moeten vaststellen dat - de hier in het geding zijnde mensenrechten-normen, indien door het Hof als van de zijde van eisers niet-inroepbaar jegens de Staat beschouwd langs de weg van het EVRM en IVBPR, wellicht van zo algemeen dwingende volkenrechtelijk gewoonterechtelijke aard zijn, dat deze achterliggende gewoonterechtelijke normen zelf hier al geacht zouden moeten worden de geëiste rechtsbescherming aan eisers zouden bieden.

68. En voorts had het Hof bepaaldelijk ook moeten onderzoeken of eisers in dit verband niet worden beschermd door het commune strafrecht .

Temeer nu eisers zich immers ten principale op het standpunt stellen dat de Staat - gelet op het feit dat het uitgangspunt hier is dat de Staat zich schuldig maakte aan een onrechtmatige agressie-oorlog en de Staat bovendien de intentie om eisers naar het leven te staan nooit heeft ontkend -, zich in casu jegens hen schuldig maakte aan poging tot moord, c.q. doodslag, danwel bedreiging hiermee, en/of poging tot c.q. bedreiging met toebrenging van zwaar lichamelijk letsel.

69. En tenslotte had het Hof ook nog dienen te onderzoeken in hoeverre, bij een naar zijn bevinding bestaande eventuele totale ontstentenis van duidelijk op rechtsbescherming in een geval als onderhavige toegespitste rechtsregels, wellicht in de algemene beginselen van redelijkheid en billijkheid een zodanige bescherming te vinden zou zijn geweest.

70. Zodat bijvoorbeeld, naar analogie van de werkgever die naar een recent oordeel van de Hoge Raad gehouden was - een en ander louter op basis van de redelijkheid en de billijkheid - om persoonsschade te betalen van een werknemer die als bestuurder van een bedrijfsauto een ongeluk had veroorzaakt en daarbij geen verhaal had op de verzekering, wellicht ook in casu aangenomen had moeten worden dat ook hier een enkel beroep op de redelijkheid en de billijkheid voldoende grondslag zou kunnen bieden om aan de Nederlandse deelname aan het onrechtmatig optreden een einde maken, alsmede rechtens een voldoende basis zou opleveren voor de gestelde schadeplichtigheid van de Staat aan eisers.

V. Verdere individuele gevolgen van de oorlog voor eisers

71. Nog steeds is onduidelijk wat er gebeurd is Goran Vasic , laatste bekende woonplaats Pristina, een van de beide eisers in de beide feitelijke instanties waarmee elke vorm van contact verloren was gegaan.

Alhoewel hij niet voorkomt op de officiële lijst van gesneuvelden van het Joegoslavische Ministerie van Defensie, zijn zijn lotgevallen onduidelijk.

72. Vast staat in elk geval dat hij en zijn directe familie niet meer in Pristina wonen. Gecheckt is of hij zich thans zou bevinden in de Servische enclave in Mitrovica, maar ook daar staat hij niet geregistreerd.

73. Hierbij moet worden aangetekend dat het vrijwel onmogelijk is dat door of ten behoeve van Serviërs onderzoek gedaan wordt in Kosovo. Voor Serviërs is het door tienduizenden NATO-troepen gepacificeerde Kosovo de facto een 'no go-area' en alles wat daar opgevat zou kunnen worden als 'Serviër-vriendelijk' is levengevaarlijk, dus ook elk onderzoek uitgevoerd door of ten behoeve van Serviërs.

74. Ook was niet te achterhalen of hij wellicht hij deel uitmaakt van de 1 miljoen Servische vluchtelingen, die zich thans in de Federale Republiek Joegoslavië bevinden.

75. Met Vlasta Djurinac , eiser in de beide feitelijke instanties, is het contact hersteld kunnen worden.

Zijn familie en hij hebben Kosovo moeten verlaten en leven thans in Svetozarevo. Dit onder erbarmelijke omstandigheden.

Eiser is, na zijn ontheemding uit Kosovo als gevolg van het, ook in het uitgangspunt van het Hof, als onrechtmatig te beoordelen NAVO-ingrijpen, werkloos en volstrekt afhankelijk van familie voor het levensonderhoud van hem en zijn gezin.

Hij is door de oorlogshandelingen en de daarop volgende ontheemding uit Kosovo in hoge mate getraumatiseerd.

76. Ook eiser in cassatie Vladimir Kostic is als gevolg van de oorlog werkloos geworden en daarmee zonder geregeld inkomen voor hem en zijn gezin. Hij werkte in een machine-werkplaats, maar een aantal bedrijven waaraan door deze kleine onderneming werd geleverd zijn weggebombardeerd en andere bedrijven waaraan werd geleverd zijn als gevolg van de na de oorlog ontstane malaise eveneens gesloten.

77. In elk geval ook van de eisers in cassatie Radomir Zikovic , Mile Migailovic en Vladimir Kostic is voorts bekend dat zij als gevolg van hun oorlogservaringen ernstige psychische problemen hebben, die wijzen op een post traumatisch stress syndroom.

78. En tenslotte zijn alle eisers , welke als zodanig optraden in de beide feitelijke instanties, als gevolg van de NAVO-oorlog, mede gevoerd door Nederland, getroffen in hun sociale grondrechten .

Ten minste in die zin dat zij, ieder voor zich, geconfronteerd worden met een sterk verminderd individueel toekomst-perspectief , vergaande ondergraving van hun bestaanszekerheid , afkalving van het voorheen geldende sociale voorzieningen-niveau, sterk teruggelopen individuele gezondheidszorg en individueel verlies aan welvaart .

79. Het feit dat de laatst genoemde gevolgen vrijwel alle leden van de Joegoslavische samenleving treffen, doet daarbij niet af aan het feit dat deze gevolgen niettemin ook indivueel eisers treffen.

En daarmee als geindividualiseerd moeten worden beschouwd.